Door: Henk Doevendans

De Griene Dyk ligt er al sinds mensenheugenis, althans zo komt het bij mij over. Het aantal keren dat ik over dat het dijkje heb gefietst, is niet meer te tellen. Daarvoor ging dat via de “gewone” weg over Offenwier naar Jirnsum, maar dat was niet over de echte Griene Dyk. Later ging je langs de Houkesleat en de Potten rechtdoor naar de Tersoalster sluis, dan langs het Margrietkanaal naar de brug tussen Jirnsum en Akkrum en vervolgens via Terhorne en de Jouwer terug naar Sneek om zo het rondje rond het meer af te maken.

Ongemerkt veranderde er in al die jaren in en om Sneek het nodige. Er kwamen woningen bij. Zo vormden zich nieuwe wijken en ontstond een nieuwe rand van onze stad.

Sneek breidde uit, ook naar de overkant van de Sneeker Oudvaart en de jachthavens. Ineens realiseerde ik mij dat het startpunt van “mijn” Griene Dyk niet meer ter hoogte van het sluisje lag, maar een eind verder richting Offenwier.

De Grote en Kleine Potten
Als jochies van de lagere school fietsten we nooit over die Griene Dyk naar het “zwemstrandje” bij het paviljoen aan “de meer”. We hadden het fiets- en wandelpad over dat dijkje, dat ooit diende als bescherming van het achterland tegen hoog water, nog niet ontdekt.
(De Lege Geaën is een lage kleistrook tussen de hogere gronden langs de oude Middelzee en het Sneekermeer, zo leert een oude encyclopedie.)
Die uitspanning aan de rand van het Sneekermeer werd overigens in de jaren twintig van de vorige eeuw door de Vereniging van Vreemdelingen Verkeer van de Waterpoortstad “gesticht”.

Boerenland
Achter Offenwier lag het boerenland dat doorliep tot aan de Potten, een plas voor het meer. Toen mijn ouders hun eerste boot kochten, voeren we nooit verder dan die Potten, het meertje in de Lege Geaën.

Na een half uurtje voortstuwing door een aanhangmotor, die je met een touwtje aan de praat kreeg, meerden wij dan af in een kleine opvaart bijna aan het eind van de zo goed als verlaten Grote Potten.

In de Kleine Potten, iets dichter bij Offenwier, lagen de arken van de welgestelde Sneekers. Die kuierden gemakkelijk via de Griene Dyk naar de stad komen. Wilden wij lopend naar Sneek, dan was onze kortste route door het land van boer Keulen of Veenstra naar Offenwier of de paviljoendijk en verder.

Recreatiecentrum de Potten
Later, nadat op een nacht een windhoos langs onze “pieremachochel” scheerde (de kist met spullen lang nog keurig op de wal. Die moest namelijk voor de nacht van boord anders konden we niet in de boot slapen), kwam er een andere boot en vervolgens ook een andere ligplaats. Namelijk aan de binnenkant van een “landtong” in de Houkesloot even buiten de Potten.

Die verhuizing had mogelijk ook te maken met de komst van het Recreatiecentrum “de Potten”, een project van Recreatie Centrum Nederland (RCN) gelieerd aan de Hervormde kerk. Halverwege de Griene Dyk en het paviljoen verrees een recreatiecomplex, dat in de loop der jaren uitgroeide tot bijna een dorp met centrale voorzieningen, huisjes aan het water en aanlegsteigers. Die verandering van het aanzicht van de Potten paste in de andere ontwikkelingen in dat gebied.

Nieuw paviljoen en Kolmarslân
Op de plek van het oude paviljoen verrees een nieuw gebouw. Het oude met zijn karakteristieke toren maakte plaats voor een bungalowachtig restaurant en daarachter verrezen vakantiehuisjes. Tussen het paviljoen en het dijkje naar de overzet naar het Kolmarslân, het starteiland voor de echte Sneekers, kwamen chalets (=luxe woonwagens).

Ook het Kolmarslân moest mee in de vaart der volkeren. De historische houten starttoren werd gemoderniseerd, beter passend bij de allure van de Sneekweek als het belangrijkste zeilevenement op binnenwater in Nederland (ook het grootste qua aantal zowel recreatieve als fanatieke wedstrijdzeilers).

Wie herinnert zich niet het “Kerkschip” dat in de jaren ’60 vaak aan het meer lag. Eerst aan het Schareiland (tegenover het Kolmarslân) en later aan het starteiland zelf. Je kon er een drankje bestellen, zelfs een bescheiden maaltijd nuttigen en op zondag verzorgden de gezamenlijke Sneker kerken er een dienst. Vandaar die koosnaam. Bij slecht weer was het een droog en veilig onderkomen voor de cursisten van de Sneeker zeilscholen, die van de jeugdherberg en van de Eerste Friesche, en andere watersporters.

De realisatie van het recreatiegebouw “It Foarûnder” op het Kolmarslân maakte kerkschip overbodig. De zondagse diensten gingen van het water naar het eiland; een pontje voer de niet-watersporters die een dagje aan het meer wilden verpozen, naar het eiland over het drukke Prinses Margrietkanaal.

Boerenland wordt recreatiegrond
Zeker goede ontwikkelingen, maar, om Johan Cruyff te citeren, “elk voordeel heb zijn nadeel”. Die groei van de recreatie na de jaren zestig ging wel ten koste van de natuur.

De auto werd belangrijker in het leven van de mens (en beter betaalbaar). Dus ook voor de Sneekweekdeelnemers. De tijd van de moederschepen met sleep leek voorbij, de trailerbare wedstrijdscheepjes kwamen op. Dus moesten er parkeerplaatsen voor “trekkers en trailers” bij het meer komen. Daarvoor werd landbouwgrond langs de Paviljoenwei opgeofferd.

Veel Sneekers ontdekten dat er ook een mooie, rustige recreatie plek aan de Paviljoenwei was te vinden. Het ging om een afgesloten plas, even noordwestelijk van het paviljoen, afgesloten om te voorkomen dat speedboten daar door de golven gingen rammen.

In een hoek van de plas was een stukje oever waar naakt recreëren (oogluikend) werd toegestaan. Nu is in de plas een waterskibaan, waar de sportieve waterlaufer aan een kabel tussen palen wordt voortgetrokken.

Nieuwe plannen
Dit gebied wordt omzoomd door bosschages waar andere activiteiten kunnen plaatsvinden. Een “vuurtorentje” staat tot je dienst. Je kijkt er uitkijken over en genieten van de drassige weilanden tussen de Griene Dyk en de uitlopers van de Snitser Mar.

Wie denkt (of hoopt) dat er tot in lengte van jaren niets meer verandert in het gebied, zal worden teleurgesteld. Er zijn inmiddels weer ontwikkelingen. In het rapport “De Potten2, gebiedsvisie”, dat dateert uit maart 20210, worden verschillende mogelijkheden opgesomd om, zoals dat bestuurlijk zo mooi heet “de ruimtelijke kwaliteiten bij de tijd te brengen”. En onvermijdelijk komen dan tegenstanders van dergelijke plannen, die overigens nog alleen op papier staan, in actie.  

Ondertussen heet ons vertrouwde paviljoen nu Beach Club. Een gevolg van de Engelse taalziekte? Het hoekje waar de BC te vinden is, heet gewoon Ropsterherne, zo leert mij de kaart. Een herne, een hoek in het Nederlands, en dus geen baai. En helemaal geen Beach!